gewoon

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Afrikaans

[edit]

Etymology

[edit]

From Dutch gewoon.

Pronunciation

[edit]

Adjective

[edit]

gewoon (attributive gewoon, comparative gewooner, superlative gewoonste)

  1. usual, ordinary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From Middle Dutch gewone. Equivalent to ge- +‎ wennen with ablaut.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ɣəˈʋoːn/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: ge‧woon
  • Rhymes: -oːn

Adjective

[edit]

gewoon (comparative gewoner, superlative gewoonst)

  1. regular, ordinary, usual
    Dit is maar een gewone postzegel.
    This is just an ordinary stamp.
  2. normal, common
    Hij is een gewone jongen.
    He's a normal boy.
  3. (governing verbs) wont, having a certain habit [with om ‘to’]
    Zij is gewoon om iedere zaterdag knetterstoned te worden.
    She is wont to get stoned like mad on every Saturday.

Declension

[edit]
Declension of gewoon
uninflected gewoon
inflected gewone
comparative gewoner
positive comparative superlative
predicative/adverbial gewoon gewoner het gewoonst
het gewoonste
indefinite m./f. sing. gewone gewonere gewoonste
n. sing. gewoon gewoner gewoonste
plural gewone gewonere gewoonste
definite gewone gewonere gewoonste
partitive gewoons gewoners

Derived terms

[edit]
species

Descendants

[edit]
  • Afrikaans: gewoon
  • Negerhollands: geween
  • Aukan: kuwownu
  • Papiamentu: gewoon, gewon, hewon
  • Sranan Tongo: gewoon
    • Caribbean Javanese: kuwun

Adverb

[edit]

gewoon

  1. simply, just
    Je moet gewoon op het knopje drukken.
    You simply have to push the button.

Alternative forms

[edit]
  • (text messaging) gwn