• wel·ver·diend
stellend
onverbogen welverdiend
verbogen welverdiende
partitief welverdiends

welverdiend

  1. die iemand zeker toekomt, dat iemand er echt recht op heeft omdat hij er hard voor gewerkt heeft
    • Nadat zij maandenlang had moeten zwoegen gunde iedereen haar een welverdiende vakantie. 
    • Kleine Woord besloot het Moeraspaard de gelegenheid te geven zo lang mogelijk van zijn welverdiende rust te genieten. [2] 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 47
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be