• wel·ge·val·lig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen welgevallig welgevalliger welgevalligst
verbogen welgevallige welgevalligere welgevalligste
partitief welgevalligs welgevalligers -

welgevallig

  1. dat hij iets heel goed vindt, dat iets je goed bevalt
    • Deze ontwikkeling is hem zeer welgevallig en hij zal haar dan ook zeker ondersteunen. 
92 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be