• sec·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘insnijding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1904 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afdeling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1861 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sectie secties, sectiën
verkleinwoord (sectietje) (sectietjes)

de sectiev

  1. een afgezonderd deel van iets
    • Onze sectie is daar niet bij betrokken geweest. 
     De naam van de finishplek klinkt idyllisch, maar het is een gemene beklimming van 7 kilometer met een gemiddeld stijgingspercentage van 8,7 procent, en op het einde een onverharde sectie. Het klassement zal worden opgeschud.[2]
  2. (medisch) een onderzoek waarbij een lichaam van een overledene opengesneden wordt
    • Er werd sectie verricht. 
100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]