• dank·u·wel

dankuwel

  1. formele dankzegging
    • Dankuwel! Dat spaart me heel veel werk! 
enkelvoud meervoud
naamwoord dankuwel dankuwels
verkleinwoord - -

het dankuwelo

  1. De daad van het uitspreken van een formele dankbetuiging
    • Na een wat stijf en zurig dankuwel nam hij gauw de benen. 
  1. Als tussenwerpsel of naamwoord wordt dit woord aaneengeschreven, maar in een zinsnede kunnen de drie delen ook afzonderlijk geschreven worden.
    • (Ik) dank u wel voor uw hulp.